Tijdens het symposium ‘Wetenschappelijk onderzoek naar post-COVID’ dat 7 maart in ’s-Hertogenbosch plaatsvond, hebben sprekers regelmatig vergelijkingen getrokken met de Q-koorts-epidemie, QVS-patiënten en de verbanden die er zijn tussen de verschillende postinfectieuze aandoeningen. Door de wet van de grote getallen bij post-COVID, blijkt dat Q-koortspatiënten en andere patiëntgroepen nu profijt gaan hebben van het vele onderzoek dat plaatsvindt naar post-COVID.
Aftrap
Saskia Boelema, gedeputeerde van de provincie Noord-Brabant, begon in haar welkomstwoord op het symposium direct over Q-koorts in Brabant. Ook Annemieke de Groot, bestuurder van Q-support, legde het verband met de postinfectieuze aandoening QVS, de situatie van Q-koortspatiënten en de overlap tussen de verschillende patiëntengroepen. Medisch adviseur Alfons Olde Loohuis ging in zijn verhaal ‘state of the art van post-COVID onderzoek’ ook in op de relatie tussen de verschillende postinfectieuze aandoeningen zoals post-COVID, Q-koorts en ME/CVS. Waarvan Q-koorts en zijn ervaringen daarmee, de basis hebben gelegd voor zijn huidige inzet via C-support voor post-COVID patiënten.
Onderzoekers kijken breder dan post-COVID
Ook tijdens de verschillende presentaties maakten onderzoekers regelmatig de vergelijking met Q-koorts en QVS. Zoals Stella Heemskerk bijvoorbeeld over de impact van post-COVID op mens en maatschappij, kosten van zorggebruik, de financiële situatie en werkparticipatie van patiënten in Nederland. Zij gaf een presentatie over het Meerjarig Long COVID onderzoek en legde daarin het verband met de uitkomsten van het QVS database onderzoek, die ook op deze dag zijn gepubliceerd.
Tijdens de presentatie van Thomas Hoogeboom vraagt iemand uit de zaal hoe we er voor zorgen dat de informatie over de evaluatie van de paramedische herstelzorgregeling niet verloren gaat. Na de Q-koorts epidemie was er namelijk ook al veel kennis. Thomas Hoogeboom geeft aan dat hij de voorzitter is van de groep die de richtlijnen van fysiotherapie updaten, en ook verbintenis heeft met ergotherapie en logopedie. Vanuit die rol gaf hij aan dat gegevens niet verloren gaan, en dat alle richtlijnen ten behoeve van patiënten met postinfectieuze aandoeningen kunnen worden aangepast.
Ook Rob Wüst die een bijdrage levert over skeletspier adaptaties bij vermoeidheid en PEM bij patiënten met post-COVID, geeft aan bij toekomstig onderzoek te willen kijken naar de overeenkomsten en verschillen tussen PEM bij post-COVID en ME/CVS en of er subgroepen zijn van patiënten met post-virale ziekten. René Lutter die meer vertelde over IDO2 en het kynurenine pad, legde verband met de mechanismes onderliggend aan post-COVID en vergeleek dit ook met QVS. Hanneke Willemen gaf een presentatie over het ontrafelen van het onderliggende mechanisme dat langdurige ME/CVS, QVS en post-COVID symptomen veroorzaakt bij kinderen en jongeren. Zij maakt onderdeel uit van het onderzoeksteam van het onderzoek naar Jongeren met QVS (Wilhelmina kinderziekenhuis).
Q-koorts en alle ervaringen die daarmee zijn opgedaan was volgens de sprekers en de aanwezigen een belangrijke onderligger voor het huidige post-COVID onderzoek.
Presentaties (video) die op het symposium zijn gegeven, vindt u op de website van C-support.
