In het Wilhelmina Kinderziekenhuis is onderzoek gedaan naar cortisolwaarden in plukjes haar van jongeren met QVS, ME/CVS, post-COVID en jeugdreuma. De complete samenvatting met uitleg over het onderzoek en de resultaten is te lezen op onze pagina onderzoek jongeren met qvs.
Onderzochte theorie HPA-as
Het is grotendeels onbekend door welke biologische veranderingen mensen aandoeningen zoals QVS, ME/CVS en post-COVID ontwikkelen. Met name op het gebied van ME/CVS zijn daar in voorgaande jaren wel veel theorieën over bedacht. Sommige studies stellen voor dat ME/CVS symptomen verband kunnen houden met biologische veranderingen in de ‘HPA-as’. Deze as bestaat uit de Hypothalamus, de Hypofyse (Pituary) en de Bijnier (Adrenal), en reguleert de afgifte van cortisol in het lichaam. Cortisol wordt ook wel “stresshormoon” genoemd omdat het onder andere wordt vrijgegeven als reactie op stress. Daarnaast speelt het hormoon een belangrijke rol bij het reguleren van je stofwisseling (zoals bloedsuikerspiegel), bloeddruk, slaap-waakcyclus en bij het onderdrukken van ontstekingen.
Onderzoek van haarcortisol
Het is nog niet zo lang mogelijk om haarcortisol in het laboratorium te onderzoeken. Er zijn daarom nog niet veel studies naar haarcortisolwaarden bij patiënten met ME/CVS gedaan. Bij patiënten met QVS of post-COVID is het helemaal nog niet uitgevoerd. Het is wel belangrijk om te weten of cortisolwaarden over langere periodes (zoals 3 maanden) ook lager zijn bij patiënten met een vermoeidheidssyndroom, want dit geeft ons meer inzicht in de werking van de HPA-as bij deze patiënten. Bij volwassen patiënten met ME/CVS lijken lagere cortisolwaarden verband lijken te houden met zwaardere symptomen. Bij jongeren is de werking van de HPA-as nog niet vaak onderzocht, slechts één studie heeft laten zien dat ook jongeren met ME/CVS lagere cortisolwaarden in hun speeksel hadden. Wanneer deze jongeren baat hadden bij psychotherapie, stegen de cortisolwaarden weer tot een normaal niveau.
In dit onderzoek van het Wilhelmina Kinderziekenhuis is gekeken of haarcortisolwaarden lager zijn bij patiënten met QVS, ME/CVS, post-COVID en jeugdreuma in vergelijking met controle deelnemers zonder ernstige vermoeidheidsklachten en er is onderzocht of er een relatie bestaat tussen haarcortisolwaarden en de ernst van symptomen (met name vermoeidheid).
Resultaten van het onderzoek
De haarcortisolwaarden van de QVS-groep en ME/CVS-groep waren significant lager dan die van de controlegroep. Dat betekent dat het verschil tussen deze twee patiëntgroepen en de controlegroep zo groot was dat het vrijwel zeker niet door toeval gevonden is. Uiteindelijk waren de waarden van haarcortisol in de ME/CVS-groep het laagst en die van de jeugdreumagroep het hoogst.
Als we tenslotte alle patiënten met een vermoeidheidssyndroom (QVS, ME/CFS en post-COVID) samenvoegden in één groep, hadden zij gezamenlijk nog steeds een lagere haarcortisolwaarde dan de controlegroep en de jeugdreumagroep. Dit kan betekenen dat ook bij patiënten met post-COVID de haarcortisolwaarden lager kunnen liggen, maar dit zal met een grotere groep patiënten opnieuw onderzocht moeten worden om daar zeker van te zijn.
In het onderzoek werd een aantal symptomen met vragenlijsten gemeten bij deelnemers, zoals slaap-, energie-, en concentratieproblemen. Het bleek dat bij alle groepen sprake was van het volgende verband: hoe lager de cortisolwaarden, hoe sterker de symptomen aanwezig waren. Wat opvallend was, was dat de QVS-groep de enige groep was die afweek van dit verband. In deze groep zagen we juist: hoe lager de cortisolwaarden, hoe lichter de symptomen aanwezig waren.
Mogelijk betekent dit dat cortisol een andere rol speelt bij QVS-symptomen – maar daar kunnen we op basis van alleen dit onderzoek geen definitieve conclusies aan verbinden. Meer onderzoek zal nodig zijn om duidelijkheid te scheppen over wat hier op biologisch vlak gebeurt.
Wat verder opvallend was, was dat haarcortisolwaarden geen verband hadden met alleen het symptoom vermoeidheid. Oftewel, we zagen niet dat patiënten met lagere haarcortisolwaarden allemaal ernstigere vermoeidheidsklachten hadden. Als een patiënt bij de eerste meting lagere haarcortisolwaarden had, betekende dat ook niet dat hij/zij minder kans had op verbetering van vermoeidheid tijdens het onderzoek dan een andere patiënt met hogere waarden. De relatie lijkt alleen te bestaan tussen haarcortisol en de combinatie van meerdere symptomen. Het kan daarom belangrijk zijn in toekomstig onderzoek om niet alleen de focus op vermoeidheid als hoofdsymptoom te leggen, maar ook kritisch te kijken naar wat de combinatie van verschillende symptomen in het lichaam doet.
Momenteel werkt het onderzoeksteam hard door aan het analyseren, uitschrijven en publiceren van de overige biologische resultaten. Naar verwachting kunnen deze resultaten in 2025 worden gedeeld. Nadat het publicatieproces is afgerond, zullen samenvattingen te vinden zijn op de website van Q-Support.